Chris en ik zijn gisteren naar de Stad geweest. Martina was naar de ‘moeder en kind’ beurs of zoiets. Vreemd genoeg is het beter om je kind niet mee te nemen daarnaartoe. Rijen met vrouwen voor de verschoonplekken, enorm veel prikkels in de vorm van kleurtjes, geluidjes, Nijntjes, Bumba’s noem maar op. Voor Chris zou dat wel erg druk zijn, voor Martina een beperking om alle kraampjes af te struinen. Dus wij de stad in. Op zich is dat al een feestje met hem. In zijn bruine pilotenjack loopt hij stoer met zijn kleine stapjes door de winkelstraat en verzint zijn eigen spelletjes. Een lijn door de stenen is een spoor voor de trein, een man met baard een opa, een rood licht is om te stoppen. Hij brabbelt er maar op los. Haast moet je niet hebben. Elke twee stappen is er wel iets. Daarom heb ik het karretje meegenomen. Dan kan hij bij het oversteken het karretje vasthouden, wat Chris ook goed doet als ik dat echt wil. En als hij moe wordt kan hij even zitten. Of natuurlijk als we een winkel ingaan. De kleine handjes zitten overal aan.
Er was een manifestatie in de stad. Een vreemde combinatie tussen een ambachtsmarkt, een oldtimer verzameling, een Harley uitstalling, 3 verloren stormtroopers en een demonstratie van allerlei hulpvoertuigen. Wat hebben die dingen toch een aantrekkingskracht op kleine jongetjes. Chris is in de eerste plaats gericht op bussen, die hier in Almere voorbijrazen op de busbanen. De verkeerslichten laten een specifiek getingel horen voordat er een bus komt, en als hij dat hoort is hij al in trillende extase. “DE BUS!” schreeuwt hij dan. Tegenwoordig vertelt hij graag tegen me dat ‘licht groen, geen bus papa’. Hij weet het zo donders goed.
Maar zijn tweede passie is zwaailicht auto’s. Daar wordt hij juist stil van. Zo ook gisteren. De ladderwagen van de brandweer vervoerde kinderen van helemaal beneden naar helemaal boven. Hij zat en volgde het bakje helemaal. Er was een ambulance waar hij in mocht. De vriendelijke meneer tilde hem erin, waarop hij een relaas begon te geven in het busje, terwijl hij op de brancard aan het slaan was. Hij kijkt alsof hij aan het poepen is op de foto, maar dat ligt meer aan mijn fototechniek dan aan de lol die hij had.
Maar het toppunt was de politiebrommer. Op een afstand had hij zitten kijken naar dat mooie ding en die grote meneer in het witte pak er naast. “wil je naar de brommer toe?” leverde een heel zacht ja’tje op. Op de arm ging hij mee en toen ik vroeg of hij het een idee vond om te vragen of hij op de brommer mocht zitten, vroeg hij netjes, een beetje zacht “mag ik brommer zitten?”. Natuurlijk mocht dat. Hij vond het werelds. Zijn eigen politiebrommer.
Een laatste anecdote wil ik je niet onthouden. Op de terugweg door de stad liepen we langs de Harley’s. Wellicht in het kader van imago verbetering of misschien in het kader van een werkstraf stonden daar een paar motor fanaten. Chris was over zijn drempel van het lawaai en de drukte heen en stond te kijken naar een stoere Harley. De man naast hem, in vol Harley ornaat boog naar hem toe om iets te zeggen. “Is dat jouw brommer” vroeg hij out of the blue. De man keek ineens erg serieus. Misschien ook omdat even verderop een stelletje had gehoord wat Chris zei en hard begon te lachen. Je zegt toch geen brommer tegen een Harley…