jaar 2.6 Voorlezen

 Om een een of andere reden was hij boos vandaag, misschien is gefrustreerd een beter woord. Hij had zijn brandweerauto al meerdere malen op de grond gegooid, en aangezien die van duplo is valt die in een paar stukken uiteen. Dat is natuurlijk de volgende reden om nog bozer te worden. Ook uit pure frustratie had hij mij bij het stoeien in de schouder gebeten. Ik kan je vertellen dat de tandjes van deze twee en een half-jarige peuter ondersteund door een goed ontwikkeld kaak gewricht erg pijnlijk zijn. Dus pakt hem bij zijn kinnetje en zei erg duidelijk tegen hem: NIET BIJTEN! Ook weer een reden om te huilen dus.

Het melk drinken vanavond was een crime. Hij wilde niet. De zoete inval bestond eruit dat ik zijn Jip en Janneke boekje pakte, en hem voorstelde: papa voorlezen, Chrisje drinken? Dat was wat hij wilde. Ik heb wel drie verhaaltjes van Jip en Janneke voorgelezen en zijn melk zat helemaal in zijn buik. De boosheid was ook grotendeels verdwenen en dus konden we naar boven om tanden te gaan poetsen. Na het tanden poetsen zei hij, zonder dat ik daar aanleiding toe gaf: zeg Nijntje zei papa dag, ikhem ne goed idee, hmne dierentuin, ga jij MEE? Dat is de eerste bladzijde van het boekje: Nijntje in de dierentuin. De laatste keer dat ik dat voorlas was voor het weekend. Ik dacht de test maar eens te gaan doen. En ik zei: de dierentuin en ik Nijntje uit, hoi hoi dat vind ik fijn … en hij brabbelde wat dat eindigde op een trein. En nog korter zei ik: ze reden… en hij vulde aan: een uur, trein staan, en toen vader zei, loop achter aan. Wat komt er nu? vroeg ik. Papegaaien! En ook dat klopte. Ze liepen in een lange laan waar… papegaaien zaten, vulde hij aan. Ha die Nijn, papegaaien praten.

Ik moet eerlijk toegeven dat de riedel en de dreun van dit boekje redelijk in mijn hoofd zit. De ritmische eenvoudige dichtvorm en de volledige logica die verborgen zit in dit boekje is niet alleen voor een kleutertje aantrekkelijk, maar blijkbaar activeert het ook mijn grijze cellen. Als tekstschrijver, liedjes maker ben ik vaak op zoek naar eenvoudige mooie woorden die samen met andere mooie woorden nog mooier worden. Maar ik heb nog nooit moeite gedaan om dit verhaaltje van Nijntje uit mijn hoofd te leren. De herhaling heeft het zelf gedaan. En blijkbaar heeft hij bij Chris precies hetzelfde gedaan. Hij weet de volgorde, hij weet alle belangrijke woorden, het komt eruit alsof hij het boekje in zijn handen heeft en hij naar de plaatjes aan het kijken is. Maar we deden dit helemaal uit ons hoofd. Het boekje was in geen velden of wegen te bekennen. Ik ben erg benieuwd of er andere ouders zijn die dit lezen misschien dezelfde ervaring hebben. Ik wilde wel graag iets meer over horen. Mijn gebruikelijke zoektocht op Internet heeft geen onderzoek daarover opgeleverd. Ik neem toch aan dat er wel neerlandici zijn en ontwikkelingspsychologen die hier meer over weten.

Vanochtend moest ik examen doen voor mijn vaarbewijs 1. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat best wel spannend vond. De opleidingen en cursussen die ik de afgelopen tijd heb gedaan werden vaak afgesloten door middel van een eind opdracht of een paper, maar je langere tijd mee bezig bent. Met de feedback die je dan gedurende dat proces krijgt weet je eigenlijk wel of je een goed cijfer krijgt of niet. Maar bij zo’n vaarbewijs examen moet je gewoon een boek uit je hoofd leren. Dat is enorm lang geleden voor mij, gewoon iets leren. Ik kan me nog heel goed voor de geest halen dat ik in de derde klas bij Latijn rijtjes vervoegingen aan het leren was, gewoon omdat het moest. Het nut en noodzaak kon ik niet herkennen, maar ik vond het wel leuk. In die tijd was mijn brein ook een spons. De laatste zeven jaar is dat ook weer de situatie. Ik wil graag dingen doorgronden, weten, snappen en van daaruit mogelijk invloed uitoefenen zodat het nog beter kan. En met die leergierigheid heb ik het aangedurfd om ook eens op te gaan voor het vaarbewijs. Op veel punten is het de ‘ver van me bed show’. Ik heb namelijk sinds een paar jaar een rubber boot, en niet zomaar een, maar een aquadutch. Daar zit een 5 pk motor achter en varen maar. Varen met zo’n boot is niet moeilijk. Ook wist ik dat een zeilboot altijd voorrang heeft, dus is het tot nu toe nog prima gegaan. Maar vorig jaar werd ik erop gewezen dat als ik mijn boot in plané trek hij te snel is. Dus heb ik een cursus gevolgd en vandaag examen. Veel woorden die in de watersport normaal zijn, zijn voor mij volledig nieuw. Dat betekent dat naast het leren van het toepassingsgebied, ik ook de volledige taal moest leren. Een vriend van mij, die jarenlang gevaren heeft, kent al die termen. Dat wist ik pas toen ik na de derde les toevallig bij hem op de koffie kwam en het er met hem over had. Hij vertelde dat hij ook een keer zijn vaarbewijs wilde gaan halen en deze voorsprong heeft hij alvast. Daarnaast zijn er een heleboel van die kleine regeltjes bijvoorbeeld over het Kanaal van Gent naar Terneuzen, waar je klaarblijkelijk ook een vaarbewijs voor nodig hebt om op te varen, die hier net anders zijn op dan in de rest van Nederland. En dan heb ik het ook nog niet eens over de Rijnvaart politiereglement dat ook weer een aantal uitzonderingen behelst. Het lijken wel de Duitse naamvallen, voor elke regel een uitzondering.

Maar waar ik net geleerd heb om minder Angelsaksisch te denken en meer Rijnlands, heb ik me in deze cursus erg Angelsaksisch opgesteld. De oude brugwachter, die de cursus gaf, vertelde veel, wist ook veel, en maakte het geheel in ieder geval een beetje samenhangend. En voor de rest was het gewoon stampen. Gewoonweg uit je hoofd leren. Ik had ook erg goed voorbereid mag ik wel zeggen. Alle proef examens die ik gemaakt heb waren ruim voldoende. Dus vond ik het wel spannend, maar dat meer vanuit de gedachtegang dat als ik zou zakken heb mijn eer te na zou zijn. En gelukkig ben ik geslaagd! Met maar twee foutjes van de 60.

Voor mij was het een bevestiging dat ik net als vroeger als ik het wilde best wel goed en makkelijk kon leren. Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik niet wist dat Chris al zover was. In mijn gedachten kan hij reproduceren, direct na een gebeurtenis in een, misschien twee stappen terug. Wat hij vandaag liet zien is niet in een aantal stappen te vatten. Dit is een andere manier van leren. Ik ben nog even helemaal verbaasd.

jaar 2.5 eten en andere basisbehoeftes

twee en een half jaar eten

Gisteren kreeg hij toetje, anders dan anders. De perzik variant was ‘heerlijk’, de aardbeien yoghurt ‘lekker’, maar deze waren uitverkocht. Het enige wat er nog in de koeling stond was zwarte bessen. Dus na het vaste toetje-ritueel (‘wil je nog toetje?’ ‘nee (natuurlijk eerst nee)… JA!!’ slabbertje om, bakje pakken, koelkast open, in het bakje doen en hij kijken, plastic lepel erin en dan…) gaat hij meestal een beetje kliederig, maar wel gedreven aan het opeten. Maar gisteren legde hij zijn lepel neer, pakte het bakje op, gaf het aan mij met de woorden: “Papa, lust niet”. Dat was duidelijk toch?  

Er zijn niet veel dingen die hij niet lust. Er zijn wel dingen waar hij geen zin in heeft, maar dat is een heel ander proces. De beroemde Pierre Wind (die drukke kok) heeft eens verteld dat ‘vies niet bestaat, maar aangeleerd is’. Dat is een stelregel die ik me aangemeten heb. Het klopt bij Chris. Eten is aantrekkelijk als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Dat begint uiteraard met honger: die rauwe bonen en die honger kloppen helemaal. Er zijn momenten geweest dat wij bijna uitgedroogde boterhammen voerden en hij daar erg tevreden mee was. De tweede factor is of hij hetzelfde als een van ons krijgt. Dan moet je eigenlijk lezen hetzelfde als mama, papa is eigenlijk alleen interessant als mama er niet is. Als wij enthousiast doen, vaak is dat bijna te overdreven, dan is hij redelijk makkelijk te overtuigen van iets dat hij niet kent. Maar op deze leeftijd komt er ook zoiets als smaak om de hoek zeilen. Hij heeft al bepaalde voorkeur. Zo zijn tomaten geweldig, komkommer ook, sperzibomen (expres met een m), broccoli (wat wij bomen noemen), en alle soorten worst. Fruit is uiteraard ook altijd goed, zuur of zoet, het maakt niet uit. Sowieso heeft hij een voorkeur voor zure dingen, zure bommen of uitjes kan je hem altijd voortzetten. Dat blijkt overigens overeen te komen met wat veel kinderen van zijn leeftijd als voorkeur hebben. Maar iets niet lusten is dus nieuw. Ik ben al tot erg blij geweest dat hij velletjes en stukjes in het eten niet erg heeft gevonden. Martina is al erg snel begonnen met het geven van eten waar stukjes en velletjes inzit. Ik vermoed dat dat wel een positieve bijdrage heeft geleverd. Maar er zijn volksstammen kinderen die dit vreselijk vinden, dat ik denk dat we ook een beetje mazzel hebben gehad. 

Eten is ook het eerste machtsmiddel dat hij gebruikt. De laatste tijd met name ’s ochtends, is hij een pietlut als het gaat over zijn boterham. Het begint al die boven eigenlijk niet uit zijn bed wil, en daar natuurlijk een beetje doorgaan met alles. Dat levert een jammerend jongetje op. Eenmaal beneden heeft hij dan ook geen zin in eten. De boterham met worst wordt al jammerend open gepulkt waarna hij alleen maar de worst wil opeten. Hoogst ergerlijk natuurlijk. We waren steeds strenger aan het worden, waardoor de strijd ook steeds meer toenam. Tot het moment dat wij aan de dagopvang vroegen wat zij daarmee deden. Het antwoord was verbluffend eenvoudig: ze deden er niets aan. Als de kinderen eerst hun worst opeten, krijgen ze daarna niks anders en moeten ze hun andere broodjes opeten. De luchtigheid straalt eraf bij de dames, dus is er geen probleem. Dat voelen die kindjes feilloos aan, maar wij zijn nog niet zover. Nou moet ik je zeggen dat de eerste ervaringen inderdaad erg bevredigend zijn. De ellende en gejank zijn stukken minder. En kinderen eten toch wel als ze honger hebben. Dat is ook een waarheid als een koe. 

Hij krijgt tegenwoordig sojamelk producten, omdat hij de laatste maanden hij erg dunne vlaaien poep heeft. Poep bij kinderen is natuurlijk anders dat dat van ons volwassenen, dat viel al vanaf de geboorte op. Ik was al weer veel vergeten, maar nu het nichtje van Chris 11 april geboren is (Lisa Ostendorf), krijgen we de poep-verhalen in alle gradaties mee. Haar poep was zwart en nu geel. Ze drinkt alleen melk, dus gele poep met klontjes. Dat weet ik nog wel van Chris, maar vanaf het eerste fruit en de pap begon de poep ook te veranderen. Net zoals onze poep verandert met wat je erin stopt aan de bovenkant, zo gaat dat bij Chris ook. Alleen hebben we nog niet echt vat op die vlaaien. We hebben al een poep kweek laten doen, maar daar kwam niets uit: Geen parasieten of onverteerde rariteiten. Dus gaan we zelf op zoek naar de voor de hand liggende zaken. Hij heeft er zelf niet veel last van, groeit nog steeds gestaag, geen zware krampen of iets dergelijks, dus doen we rustig aan met uitzoeken. Na verloop van tijd kunnen we ook bij de onderzoekers van euro-preval aankloppen, we doen tenslotte ook nog steeds mee aan dit onderzoek en zij kunnen wellicht systematische tips geven om deductie op het voedselpatroon toe te passen. 

Eten is heel belangrijk als je nog niet zoveel kunt. Dan is geluk en zaligheid eraan gekoppeld, maar ook verdriet en ongenoegen. Het is vreselijk basaal. Wij vergeten dat vaak als je ouder wordt, dat het een oorzaak van ongenoegen is. Maar ook dat het een verandering van gemoedstoestand tot gevolg kan hebben. Je moet niet met een lege maag naar de supermarkt gaan, dan koop je veel te veel. Maar het werkt ook niet om een nieuwe auto te willen kopen als je honger hebt. Daar kun je als verkoper op inspelen, maar als ouder kun je er veel van leren. Ons mannetje van twee-en-een-half snapt het spelletje met eten al een beetje.

jaar 2.5 Een begrafenis

Tot een week geleden had Chris nog 3 oma’s: Mijn moeder, die van Martina en de oma van Martina. Afgelopen februari vierde ze haar 100ste verjaardag. Tot voor een paar jaar woonde ze nog semi-zelfstandig en keek ze graag naar Ajax. Maar goed, langzaam maar zeker zette het verval in . Eerst steeds verder vergeetachtig, daarna zorgde ze steeds slechter voor zichzelf. De zorginstelling ving met de beperkingen die ze hadden de boel wel een beetje op. Ze werd elke dag uit bed gehesen, kon drie keer per dag aanschuiven bij de maaltijden en werd 1 keer per week gedoucht. Zelf vond ze dat allemaal maar niks. Niet dat ze klaagde, dat deed ze uit principe niet. Maar veel lol in een leven, afhankelijk van anderen, had ze niet. Toen ze ook viel, haar heup brak en eigenlijk niet meer herstelde, kwam ze in een verzorgingshuis. Daar heeft ze nog een tijdje haar maaltijden genuttigd, maar veel meer dan dat was er niet. Ze vergat steeds meer, af en toe een opbloeier, maar over het algemeen had haar leven niet veel kwaliteit meer. De pijn van de laatste maand maakte dat het wel verdrietig was dat ze overleed, maar ook een opluchting.

Afgelopen vrijdag was de begrafenis. We hadden het er over gehad onderling of Chris mee zou kunnen. Ik zelf ben een groot voorstander van ‘het integratieve normale’. Chris snapt natuurlijk op deze leeftijd nog niet wat dood en leven is. Het fenomeen begrafenis zal hem dus ook niets zeggen,  ware het niet dat ik denk dat wij westerse ouders wel vaak heel veel moeite nemen om ons jonge kroost af te houden van de moeilijk dingen in het leven. Chris mag best verdriet zien bij anderen en zich afvragen wat er aan de hand is. Alles is op zijn niveau uit te leggen, als je je maar inleeft in zijn belevingswereld. Die is beperkt natuurlijk, maar verdriet kent hij wel. De andere kant van de zaak is dat anderen die daarbij aanwezig zullen zijn wel last van dat hele jonge gozertje kunnen hebben. Het ritueel bestaat natuurlijk uit stilte en bezinning, respect voor de dode en de naaste familieleden en volgens onze cultuur doorbreek je respect als je een kind meeneemt dat mogelijk lawaai kan maken. Tenslotte ben je dan slechte ouders, want je had het anders kunnen regelen. Als er iets belangrijk is, is het wel dat wij geen beperkingen hebben in wat we kunnen doen of regelen. Vroeger nam je gewoon je kind mee, das war nicht im frage. Maar tegenwoordig heb je incidentele 24 uurs opvang voor elke doelstelling te benaderen, voor een groot budget trouwens ook.

In mijn sociale kring zitten meerdere moeders en vaders die veel eerder begonnen zijn met kinderen dan wij. Vorige week heb ik hen bevraagd over wat zij zouden doen. Allen zeiden dat ze het niet zouden doen. Maar de argumentatie was niet sterk. Iets van ‘dat het lastig was met zo’n kind’ of ‘dat je dat hem niet aan moest doen’. Ik twijfelde wat, juist ook omdat ik het vervelend zou vinden als anderen er aanstoot aan zouden gaan nemen. Maar we hebben toch een andere keus gemaakt. Chris kun je tot op zekere hoogte er prima bij hebben. Het ergste wat er zou kunnen gaan gebeuren was dat hij een enorm harde ‘poesje mauw’ zou gaan inzetten op een stilte moment, dat heeft hij tenslotte al eens eerder gedaan.

De vrijdag verliep goed. Het was een bijzonder mooie dag voor een begrafenis. Chris rende rond in de wachthal, de vorige begrafenis was uitgelopen en dan is 20 minuten wachten met een kleintje wel even spannend. Maar waar wij zen-achtig naar stenen kijken waar water uit komt en respectvol knikken naar de concierge, zag Chris een waterballet en en gezellige leuke man die naar hem knipoogde. En je kon er leuk verstoppen achter de houten banken! Zoveel nieuwe indrukken en mogelijkheden. Hij had niet zo’n last van de wat sip kijkkende mensen en andersom waren de meesten juist aangenaam ontroerd door de onbevangen speelhouding van die leuke gozer. Het was natuurlijk ook niet heel verdrietig, oma was al oud.

Bij de ceremonie hadden we een mini DVD speler meegenomen waar we Nijntje zonder geluid op hadden gezet. Chris op schoot, -niet aan de knopjes zitten-, en hij was stil. Eerst een speech van de zoon, daarna een mopje Mozart en daarna las Martina een gedicht voor over wandelen, want dat had ze vroeger veel met oma gedaan. “mama doen?” vroeg hij toen ze naar voren liep en mijn antwoord “mama voorlezen” was voldoende voor hem. Na een goed kwartier werd hij onrustiger en toen een ouderling nog wat wilde speechen besloot ik maar om met hem in de hal te gaan wandelen. Een goede keus, en aan het gedrag van de concierge te zien ook een bijltje waar hij vaker mee gehakt had. De deur hield hij open voor ons en vlak voordat de kist de deur uit gedragen zou gaan worden, werden we weer ontboden. Daarna was het allemaal wat informeler buiten en kon hij gewoon praten. Chris was Chris en om heel eerlijk te zijn was het heerlijk om hem erbij te hebben.

jaar 2.5 Goed voorbeeld

      

 Gisteren was een hele mooie dag voor vliegeren. Het is ook weer echt Nederland de afgelopen tijd. Eerst nog nachtvorst, dan temperaturen boven de 25 graden en daarna weer een herfstachtig landschap met koude wind. Maar met het vale zonnetje erbij en een dikke jas is het ideaal vlieger weer. Kim en Thijs kwamen bij ons logeren. Het primair onderwijs heeft dit jaar 2 weken mei vakantie en als ouder die niet in het onderwijs werkt, moet  je dan op zoek naar oplossingen om je kroost onder te brengen. Laten we eerlijk zijn, eigenlijk is dat een rare situatie. Martina had twee vliegers voor de logé’s gekocht en voor Chris een Nijntje vlieger gemaakt. Een zogenaamde Slee-vlieger. Bij de ontwikkeling van het programma Natuur en Techniek onderbouw een paar jaar geleden hadden we een onderwerp krachten verzonnen met een onderdeel vliegeren erin. Aan een vlieger kun je veel onderzoeken op het gebied van krachten en als prestatie hadden we een bedacht om ze een vlieger te laten maken, die dan ook echt moest vliegeren natuurlijk. Jarenlang heb ik snel dalende wapperende dichtslaande vliegers de lucht in zien gaan en even zo hard weer naar beneden komen, dat ik het vertrouwen in dit design aan het kwijt raken was. Maar tijdens deze vliger actie van gisteren is het vertrouwen volledig terug. Sterker nog: Ik kan ze nu aantoonbaar met foto’s laten zien van mijn zoon van 2 die met een zelfgemaakte vlieger aan het vliegeren is. Dus als het de leerlingen niet lukt zij op competentie niveau onder een twee jarige zitten. Dat zal ze wel een uitdaging geven.

Als Chris Nijntje ziet ergens gebeurd er altijd wat met hem. Zijn Nijntjes in bed zijn onderwerp van gesprekken en fantasieën, een Nijntje tas wordt door hem beschreven, als we langs een huis lopen met kinderspeelgoed, blijft hij even staan om te vertellen dat die kindjes ook Nijntje hebben. Je kan je dus voorstellen dat een vlieger al spannend is, maar dat een vlieger waar Nijntje op staat, nog leuker is. uiteraard is hij de techniek van het vliegeren nog niet machtig. Dus laat Martina de vlieger op, geeft hem aan Chris en die loopt hard lachend er mee weg. Super samenwerking. Een paar aanwijzingen volgde hij ook op, dat was wel erg knap. De neiging van Chris was om in de richting te lopen waar de vlieger hem naar toe leidde. Maar zoals ervaren vliegeraars weten, het touwtje moet strak staan, dus tegenkracht. En om de vlieger even wat hoogte te laten winnen kun je achteruitlopen en aan het touwtje trekken. Twee keer voordoen en meneer rukte flink aan het touw.

de competentie vliegeren is trouwens moeilijker uit te leggen dan ik dacht. Voordoen is makkelijk, maar leg maar eens de nuances uit van het vliegeren. Bij hoeveel wind trek je aan het touwtje, hoe stuur je de vlieger en hoe zorg je er voor dat je niet overstuurd, hoe voel je de wind aan, hoe schat je de snelheden in… De logeerkinderen hadden nog nooit gevliegerd en intuïtief kom je een heel eind. Maar de gekochte vliegers dwarrelden nogal. Dus opstijgen was al lastig, vaak ging de neus ineens naar beneden en storte hij ter aarde, maar ook boven in de lucht vertoonde hij rare kuren. Kuren, die ik wel aardig de baas kon. Subtiele bewegingen, beetje sturen, beetje laveren, beetje strakker, even rennen, grote bocht, lijn uitrollen, niet teveel, even weer strak trekken… Allemaal nuances van bewegingen en hoe leg je dat uit!? Veel gebeurt op gevoel en het gaat zo snel dat een woordverslag al snel achterhaald is. Maar de belangrijkste competentie is doorzettingsvermogen, of misschien nog belangrijker reflectie, maar daar heb je weinig aan zonder doorzettingsvermogen. Vliegeren moet je gewoon heel vaak doen. Da’s net als fietsen of skeeleren of Command & Conquer spelen. Je gaat een aantal keer (virtueel) op je smoel om van daaruit andere acties te ventilleren. Dat is poefondervindelijk leren. En als je vast loopt, zoek je naar een voorbeeld om daar verbeteringen te ontdekken. Op een studiedag over motivatie kwam naar voren dat leerlingen vertrouwen nodig hebben om te leren, meer nog dan vakmanschap. En op de eerste plaats komen dan ouders om de hoek, veel eerder nog dan leraren of andere voorbeelden. Dat verbaasde me niks. Al jarenlang probeer ik kinderen wat sociale vaardigheden aan te leren, of minimaal wat meer inzicht te geven in een ander mens, empathie gaat al weer ver. Ik kom erg vaak van een koude kermis thuis kan ik je zeggen. En nog frustrender is als het dan eindelijk gelukt is om iemand te bereiken en de volgende dag de boodschap komt: “Mijn vader zegt dat ik wel mag slaan.” Vliegeren als doel is niet zo belangrijk. De competenties die erbij horen zijn dat echter wel. Hoe moeilijker en ingewikkelder het te lerene is, des te meer voorbeelden zal je moeten zoeken in de vorm van boeken, internet, vakmensen enz. Dat vraagt om een brede kijk op de samenleving en vooral een open blik. Een blik waarin je durft te kijken naar verschillen, om daaruit je keuzes te maken.

jaar 2.4 Tellen

Chris kan tellen, tenminste hij kan de woorden herhalen die wij zo vaak zeggen. Het is natuurlijk stoer om een kind te hebben dat al tellen kan, dus met harde hand drillen we het ‘1 tot en met 10’ erin, zodat hij op elke sociale gathering onze prestatie kan laten zien :-). Dat doet hij meestal niet, helaas moet ik erbij zeggen. In de relaxte thuis omgeving kletst hij veel en telt hij graag. Er zijn genoeg boekje op de markt waar ook elke keer op elk niveau geteld kan worden. Meestal doen we het samen, maar soms hoor je ineens een 8-9-10 uit een hoekje komen. Dan heeft ie het spontaan te pakken en zie je het vingertje de telbeweging maken.

chris 18-4-10 tellen

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Hij telt nog niet helemaal goed, de volgorde in het midden is ook nog niet stabiel. De 1-2-3 lukt al aardig, alhoewel wij vaak de 1 moeten geven. De cijfers erop zijn wat vaag meestal. 4 Herken je makkelijk, maar dan komt heis, hes, altijd een stuk zachter. Maar na de 7 komen de altijd populaire 8-9-10, waar hij een keer mee thuis kwam na een opvang dag.  Dus al met al kan hij tot 10 tellen, en zijn de eerste en de laatste cijfers het duidelijkst.

Er zijn niet zoveel diersoorten die kunnen tellen. Tenminste daar is wel wat onderzoek naar verricht, maar het is lastig om goed te onderzoeken. In het boek ‘watership down’ wordt er melding gemaakt van dat konijnen tot 5 kunnen tellen. Dus alles meer dan 5 is hetzelfde. Het verschil tussen 5 of 6 jonge konijntjes is voor een mama konijn niet aanwezig, maar tussen 4 en 5 levert wel een zoekende moeder op. Typerend toch? Ik weet nog van de kat bij mijn ouders ‘Miebet’ die 3 jongen kreeg, waarvan we er eentje zelf hielden, ‘Floris’. Daar was ze zo blij mee. Het verschil tussen 3 en 1 had ze niet door, maar die ene… ‘Floris was een doerak eerste klas, altijd aan het struinen buiten, wat geweldig kon in het kleine dorp Breedenbroek. Maar ja, jongetjes zijn soms onvoorzichtig en hij was geschept door een auto op het landweggetje achter het huis. Een vriendelijke dorpsgenoot waarschuwde ons en ik weet dat mijn moeder en ik gingen kijken. Hij was knockout, er lag longweefsel en bloed. De vriendelijke dorpsgenoot maakte er op ons verzoek een eind aan, toen wij weg waren. Natuurlijk waren wij verdrietig, maar die Miebet heeft nog jaren lang iets gemist. Toen Floris er nog was, riep ze hem als een bakje eten voorgschoteld werd en liet ze hem altijd eerst eten. Toen hij er niet meer was, riep ze nog altijd en wachtte altijd even, nerveus omkijkend, voordat ze zelf begon.

Kwantitatief tellen is natuurlijk wat anders dan kwalitatief tellen. Veel dieren weten het verschil tussen veel en weinig en er is een voorkeur voor ‘het vele’. Vooral bij voortplanting is duidelijk dat een groot harem meer voordelen biedt dan een klein harem. Op Animal Planet was eens een aflevering van een groep Chimpasees met een sterke onbetwiste leider. In de loop der jaren werd de groep steeds groter en daarmee ook het verval. Misschien omdat hij steeds ouder en minder overtuigd was van het eigen kunnen, tollereerde hij steeds meer privileges aan andere mannetjes in de groep, die eigenlijk alleen bij een baas hoorden. Het resulteerde in dat een groep zich afsplitste van de grote groep. De vrouwen kregen geen aandacht genoeg, of misschien van de verkeerde man en dat was reden genoeg om er van door te gaan. De nummer 1 heeft het niet doorgehad, maar had wel een beter overzicht en nam de touwtjes weer strak in handen. Overigens kwam ook duidelijk naar voren dat chimpansees heel snel zien als ze in conflict komen met een andere groep, welke de grootste is. Dat doen ze uiteraard niet door te tellen, tenminste dat lijkt niet zo te zijn.

In onderzoeken, met name met primaten is de vraag van tellen een paar keer naar voren gekomen. Het antwoord of er nu geteld wordt of dat ze bijvoorbeeld in een oogopslag en op basis van geheugen het verschil zien tussen 5 of 6, is niet geheel duidelijk. Wel gaf een onderzoek aan dat het verschil tot en met 9 voor primaten te herkennen was en daarna komt het in de categorie ‘veel’. Het kan ook zijn dat ze zich bedienen van ritmiek. Net zoals in het kerstliedje weet iedereen wanneer je stoppen moet met ‘falalalalalalalala’ zonder te tellen. Tellen kost tijd, dat zal een drummer ook kunnen beamen. Om het te leren zal er geteld moeten worden en zullen de neurale paden (de 3 en de 5 geloof ik) aangemaakt moeten worden. Als die er bewust gemaakt zijn, geïmplementeerd en geautomatiseerd, dan kan je er lekker gebruik van maken en ritmes laten verschuiven op 32sten, niet omdat je dat nog telt, maar omdat het zo goed klinkt. Bij dansers geldt natuurlijk hetzelfde. Tellen is dus een middel en geen doel.

Wij lineaire wezen kunnen in principe altijd een groter getal bedenken. We kunnen ons er niets meer bij voorstellen, maar een getal is op te schrijven. Het grootste getal dat echt vastgelegd is, is het getal Googol (10 tot de 100e, waar google naar vernoemd is). Ik geloof dat het niet meer mogelijk is om een getal vast te leggen. Maar alle getallen beginnen bij de 0 of de 1, net van waaruit je wilt denken. Dus mijn Chris heeft de eerste stap gemaakt naar een grotere wereld waar je zoveel dingen kunt tellen. Er zijn volkeren zie stoppen met tellen boven de 3. Ze rekenen wel verder, maar vinden het minder belangrijk om precies uit te rekenen hoeveel iets is. Het gaat er veel meer om hoe je het beleeft. Dus in plaats van 41 jaar oud, kun je best zeggen dat je zo rond de 30 bent als dat goed voelt. Of op een slechte dag is het antwoord 60 ook prima.