jaar 3.5 een nieuwe school

Chris wordt in januari 4 jaar oud. Dat lijkt nog lang weg, maar gezien de snelheid waarmee de afgelopen periode is verlopen (zeg maar de afgelopen 3 jaar) is over een half jaar al erg snel. Martina is iets voortvarender dan ik daarin, dus een paar maanden geleden had ze ons ingeschreven voor een open ochtend op de school in de wijk. In onze neiuwe wijk is de keuze erg beperkt: Je hebt keuze uit een Dalton school en … nog een Dalton school. Het verschil zit hem in de verzuiling. De ene school is openbaar en valt onder het ASG bestuur, de andere is oecomenisch en valt onder het Prisma bestuur. Die laatste is een toeleverancier (of hoort dat eigenlijk te zijn) van de school waar wij op werken, die is namelijk oecomenisch. Je zou het eigenlijk verwachten in een nieuwe stad als Almere, maar juist hier zijn de verzuilingen ingedikt tot 2 keuzes, gelovig of niet. Enerzijds vind ik het wel een prettig dat er niet van die splinterscholen zijn die vanuit 1 perspectief opereren. Ik geloof niet in het cultiveren van eigen pricinpes waarmee de werkelijkheid wel erg nauw wordt. En anderzijds krijgen wij als oecomenische school alle splintergroepen aangeboden, die wel erg specifieke behandeling en vrijheden wensen. Gelukkig hebben we sinds een paar jaar ook groen onderwijs binnen de Stadsgrenzen, waardoor een aantal ik-hoor-nergens-bij personen ook op een andere manier passie kunnen ontwikkelen voor de natuur.

In Almere is een groot probleem op het gebied van kwaliteit van onderwijs. Het is niet voor niets dat ik met plezier nu de opleiding tot kwaliteitsmanager aan het volgen ben, want ik herken de winst die te halen zou moeten zijn. Iets minder dan de helft van alle basisscholen zijn negatief beoordeeld door de inspectie. Datzelfde geldt voor de HAVO/VWO scholen. Er zijn heel wat SWOT analyses (Strong Weaknesses Opportunities Threads) losgelaten op deze situatie waar ieder bestuur, iedere directie en ieder team zijn eigen oplossingen formuleert, waarbij de samenhang veelal ontbreekt. Ik zal de rapportages hier niet bespreken, maar wil je graag deelgenoot maken van mijn eigen visie. Doordat ik dit jaar op een nieuwe school begonnen ben heb ik een nog sterker gevoel ontwikkeld dat de basis van veel kinderen slecht aansluit bij het onderwijsconcept dat in Nederland wordt gehanteerd. Wij willen tot 30 leerlingen in een klas, die allemaal ongeveer hetzelfde doen, misschien niet allemaal op hetzelfde moment, die allemaal na een bepaalde periode klaar moeten zijn met een blok leerkennis en dan overgaan naar het volgende. En de klantenvraag is om leerstof aangeboden de krijgen die aansluit bij de mogelijkheden en voorkeuren die bij het individu passen, voldoende persoonlijke aandacht en onderwijs gericht op een nog verdere ontwikkeling, handelingen die de vaardigheden van leerlingen vergroten, zelfs als dit er niet in zit. En natuurlijk de verwachting dat elk gat in de opvoeding gladgestreken wordt door school. Je snapt dat die twee niet automatisch matchen.

Volgens leerontwikkelingsdeskundigen zijn een aantal zaken voorwaardelijk alvorens je verder kan groeien. Dat betekent dat je voldoende eten en drinken moet hebben, liefde lijkt ook onontbeerlijk, daarnaast een basis houding die aangepast is en waarmee samengewerkt kan worden. Daarna krijg je de mogelijkheid en de durf om naar je eigen proces te willen kijken. Onder dit alles zit het stuk intelligentie en aanleg, niet elk individu zal de groei kunnen doormaken, laat staan dat iedereen dat even snel zal doen. Basisscholen in Almere lopen aan tegen een te grote discrepantie van vraag en aanbod, waarbij aan de aanbodskant er teveel gestuurd moet worden op de basis, terwijl ze graag verder willen met de verrijking. De opbrengsten die gerealiseerd worden, worden met name gerealiseerd bij de kinderen die veel zelf kunnen sturen, de energie gaat op aan de kinderen die op sommige gebieden de basis niet beheersen. De oude directeur van het VMBO riep altijd dat er gewerkt moest worden aan “rust reinheid en regelmaat”. Maar als daar de meeste energie in gaat zitten, blijft er weinig over om te werken aan verdere doelen.

Chris heeft een leergierigheid en interesse in dingen om hem heen. Cijfers en letters zijn op dit moment hot. Gisteren hadden we een afspraak met de directeur van de school om nog even de onderbouw in actie te zien, die bij de open ochtend niet aanwezig was. De directeur had een groot horloge om en bij het voorstellen riep Chris: “Hé, heb jij een horloge om?” “ja, zei de juffrouw, hij is vierkant” “en er staan lettertjes op”, “waar staat de grote wijzer op?” “op de zes”, zei Chris na even nadenken. “en de kleine staat op de …” “op de 1” zei Chris overtuigd. Op haar horloge stonden allen de cijfers 6 en twaalf, de rest van de cijfers werden aangegeven met een streepje, een 1 dus voor Chris. Na deze ballotage liepen we door het onderbouw gebied, waar kringen met kleine kinderen en juffrouwen bezig waren. een plein in het midden waar ontmoeting plaatsvond tussen de verschillende jaarlagen, het systeem van maatjes en samenwerking, taken kaarten, werkjes, stoplichten enzovoorts. Chris was nog een beetje verlegen, dat is ie wel vaker in dit soort situaties. Maar hij keek zijn ogen uit. Wat mij betreft had hij zo kunnen aansluiten, dat was duidelijk.

Deze school heeft, net als de andere Dalton school, geen slechte beoordeling van de inspectie gekregen. De onderbouw moest meer aan opbrengst doen heb ik gelezen in het rapport dat ik op internet gegoogled heb. Dat vertelde de directeur dan ook: nieuwe methode aangeschaft met een blauwe kraai als doorlopend thema. Maar deze school is wel nog aan het bouwen. Er wordt nog gesproken in dromen en ‘we willen/we denken over’. Daar spreken wij op onze nieuwe school ook over en ik zie hoe moeilijk dat te realiseren is. Ik zet me met kracht in om te bouwen aan iets moois, iets anders. Waarbij de basis veel meer bestaat uit mogelijkheden benutten, met een actieve rol voor thuis, die vooral begint met een aangepaste leergierige leerling die aan het werk wil om zichzelf te ontwikkelen. Mocht blijken dat de school niet aan onze verwachtingen voldoet, dan zal ik zelf een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling die nodig is voor Chris. dat wil ik best beloven.

jaar 3.3 licht authistisch

Hebben we niet allemaal van die neigingen die grenzen aan het authistisch spectrum? Daar kom je vaak achter als iets verandert in de omgeving. Als iemand komt eten, is de vaste plaats waar iedereen normaal zit, ineens ter discussie. Authisme komt om de hoek als blijkt dat iemand op een andere plaats moet gaan zitten, zich daar zo ongemakkelijk in voelt dat deze zich ongewoon gespannen gaat gedragen. Herkenbaar? Vul maar eens een situatie in waarbij dit soort dingen veranderen en waar je zelf moeite mee lijkt te hebben. Voor de één is dat een volgorde van dingen bij het verlaten van een huis voor een bezoek aan de supermarkt, voor een andere een bad ritueel en voor een derde de manier waarop een gesprek verlopen hoort. Geaccepteerde vormen komen overal en nergens voor.

Bij Chris werken we er hard aan om allerlei gewoontes in te voeren. Tenslotte is het handig om een gewoonte te hebben, dan is alles duidelijk, hoef je het niet uit te leggen. Zo weet hij precies wat er gebeuren gaat als we gaan eten, slapen is ook geen verrassing meer, spelen en vooral samen spelen weet hij ook al te duiden. Kortom, hij is goed geïnstitutionaliseerd in huize Abbing. Zelf merk ik dat ik ook behoorlijk onder de gewoontes zit. Als ik thuiskom en die gozer is er niet, zet ik de TV aan met Nick jr en kan ik zo wat afgemat een stief kwartier kijken. De vraag of het leuk is, komt niet bij me op. Het is zoals het altijd is.

De flexibiliteit van onze Chris is best groot. Ergens anders mag zijn slaapritueel best wat verschillen, thuis liever niet overigens. Maar soms, vooral als hij moe is, dan is een kleine verandering van een situatie die o-zo-bekend voor hem was, al genoeg om dikke echte tranen van verdriet te produceren. Een authist zou niet huilen, maar boos worden of ander gedrag gaan vertonen. Hij heeft er gewoon last van. Maar ik kan het niet nalaten om geregeld expres een paar volgordes te veranderen, een stukje weg te laten of een extraatje te verzinnen. Gewoon om te kijken of hij er tegen kan en op basis van goed vertrouwen een stapje verder durft te gaan. Eigenlijk is het net als in de klas…

jaar 3.3 Mensen

In Almere wonen we in een nieuwe woonwijk waar bij Noordwestenwind de vliegtuigen overkomen. Naargelang de sterkte van de wind en andere factoren vliegen ze hoger of lager. Af en toe zijn er van die dagen dat ze zo laag overkomen dat het erg veel lawaai geeft. Een 747 heeft 4 motoren die op vermogen tegen de 150 dB produceren op een paar meter afstand. Wij Abbingen hebben de idiote behoefte om veel kenbaar te maken aan de samenleving: omissies, beoordelingsfouten, verkeerd geïnterpreteerde feiten, prijzen en kortingen die niet volgens het boekje verlopen, noem maar op. Maar om een klacht over geluidsoverlast in te dienen bij Schiphol, moet je van goede huizen komen. Ten eerste moet je in een bepaald gebied wonen, anders geldt het niet als een klacht die bij Schiphol terecht mag komen. Ten tweede is het formulier erg uitgebreid. Niet even een melding van “vliegtuig, vrijdag 1 april 2011, 14:45, Noorderplassen Almere” maar de duur van het lawaai, de starttijd en de eindtijd, en als er meerdere keren vliegtuigen laag overkomen moet je dat elke keer helemaal invullen, plaats, gemeten geluidsdruk, visuele waarnemingen, soort vliegtuig, maatschappij enzovoort. Met andere woorden: het is niet in te vullen. Volgens mij is het eenvoudiger een film te maken en in een kort geding een eis neer te leggen. Wellicht is het nog rendabeler ook.

Door het laagvliegen en het lawaai is Chris in de loop der tijd wel aan vliegtuigen gewend. Martina is gek van vliegtuigen en dat enthousiasme heeft hij wel overgenomen. Behalve als hij in bed ligt. Na zijn ritueeltje van zakkie aan, melkie drinken met een verhaaltje, tanden poetsen en dan in bed, begon hij een paar maanden geleden met een uiting over dat hij een kussen over zijn hoofd wilde tegen de vliegtuigen. Natuurlijk heb ik hem verteld dat er geen vliegtuigen binnen konden komen. Maar hij mag uiteraard zijn Cars-kussen op zijn hoofd leggen als hij dat lekker vind.

Een week geleden begon hij met wat nieuws, iets dat me best bezig houdt mag je weten. Vlak voordat ik hem in bed wilde leggen zei hij dat “eerst de mensen weg moesten”. Ik vroeg hem waar die mensen dan zijn en hij wees in zijn kamertje. Dus deed ik hem voor met een handbeweging: “weg mensen” wat hij graag overnam. Een lachje erbij, even checken of er geen mensen meer waren, en hij ging vredig liggen. De angst in zijn oogjes is zo echt in dat kleine momentje. Ik schrok er een beetje van. De dag erna werden de mensen weer weggestuurd voor het slapen gaan. Vanavond stuurde hij er eentje naar links en de anderen de stad in. Ook een goede oplossing. Weer een kussen over zijn hoofd en het is al weer goed. Maar toch… Zijn alle kindjes een beetje bang? En heeft mijn kind geen paranormale Ghost Whisperer neigingen? Ik ben gelukkig nu erg nuchter, maar er zijn momenten in mijn leven geweest dat ik me nog kan herinneren dat ik doodsbang was van het donker en alles wat daar kon gaan gebeuren. Mijn veel te sterke fantasie maakte van gedachten, waarheden. Ik hoop dat mijn gozertje daarvoor behoedt blijft. Bang zijn is niet leuk. We hebben nog steeds een babyfoon in de kamer en de laatste week heeft hij een paar keer even gechecked of wij er nog waren. Dan riep hij dat zijn “sokken nog op de mat lagen”. Lekker belangrijk. Of dat zijn “Nijntje gevallen was”. Uit bed gegooid natuurlijk. Maar het maakt niet uit natuurlijk. Ik loop graag even naar boven om dat lieve koppie even te troosten en gerust te stellen. Ik denk als wij er maar nuchter onder blijven, de mensen niet veel kans krijgen.

jaar 3.3 Bijna jarig en niet piepen

In de jaren 70 werden er verschillende initiatieven ontplooid waardoor vrouwen op de arbeidsmarkt en in het educatief circuit een grotere kans kregen. Dat was ook hard nodig. Toen mijn moeder in de jaren 60 in het onderwijs werkte, het basisonderwijs, en zij zwanger werd, was het de gewoonte dat zij ontslag nam. Zonder dat daar een aankondiging voor nodig was ging er een automatisch systeem in werking waardoor een vrouw die zwanger was ontslag kreeg. Het was tenslotte erg normaal dat deze vrouw de aankomende vier jaar thuis zou blijven. Wij kunnen ons dat bijna niet meer voorstellen in de huidige tijden. Werken, door beide ouders, is in vele situaties een financiële noodzaak geworden. Maar het is ook een mogelijkheid in deze veranderende tijden om ook als vrouw een vorm van een carrière te hebben. Waar 20 jaar geleden nog vijf dagen in de week werd gewerkt door de man en de vrouw een klein baantje erop nahield is er tegenwoordig meer balans ontstaan. Er wordt steeds vaker deeltijd gewerkt door mannen, maar door deze ook een onderdeel van de opvoeding op zich kunnen nemen. De banen bij vrouwen blijven over het algemeen toch nog baantjes. Gemiddeld werken vrouwen minder dagen in de week en komt de opvang van kinderen, zeker na school, vaak op hun rekening.

De waardering van vrouwen in het arbeidsleven is echter nog steeds een probleem. Het blijft moeilijk om de harde criteria die in het bedrijfsleven worden gehanteerd als gedragseigenschappen bij vrouwen te plaatsen. Ook dat is aan het veranderen. Ik moet altijd denken aan het verhaal van de heer Timmer die als grote baas bij de firma Philips aan de slag ging. Het verhaal deed de ronde dat bij de eerste vergadering van alle belangrijke directeuren er een stoel in de vergaderkamer stond. Daarop zat de heer Timmer. De andere vergadertijgers draalden wat door de kamer en op de vraag waarom er maar een stoel stond antwoordde de heer Timmer: ” de ene stoel die hier staat is voor degene die hem verdiend heeft en dat ben ik. De rest zal de stoel moeten gaan verdienen. ” Hoe de rest van dit verhaal verloopt weet ik niet. Het suggereert in dit geval dat er een mate van gedrevenheid in de firma ontstond waardoor de beleidsmakers en managers zich veel bewuster waren van hun eigen plek. Maar dat was 20 jaar geleden. Ik heb me de afgelopen 20 jaar in het onderwijs enorm zitten ergeren aan de zogenaamde nieuwe manager. Toen ik in het onderwijs kwam, het is nu echt meer dan 20 jaar geleden, was er een tendens dat de meest intelligente leraar wiskunde eerst conrector werd en daarna rector of directeur van de school. Door de grote mate van intelligentie was het tenslotte normaal dat deze man tijd over had. De goede directeuren of rectoren waren niet alleen intelligent maar konden zich ook inleven in de situaties die docenten meemaakten. En de echt goede directeuren of rectoren waren ook nog eens instaat om andere mensen te motiveren om nog mooier onderwijs te verzorgen.

Er waren toen ook tijden van schaarste in het onderwijs. De financiering van de scholen ging op een andere manier verlopen, de LUMPSUM werd geïntroduceerd, waardoor scholen zelf verantwoordelijk werden voor hun eigen financiële (wan)beleid. De leraren salarissen waren enorm gekelderd na invoering van de regeling HOS, waardoor ook nog eens een rechtsongelijkheid was ontstaan tussen mensen die voor de regeling een baan hadden gekregen en de ’ nieuwe’ leraren die voor een schamel salarisje voor de klas stonden. Misschien zal het u niet verbazen, maar daardoor gingen wel veel meer vrouwen in het voortgezet onderwijs. In de loop der jaren werd er steeds meer nagedacht over de aansturing van de scholen. Een directeur was in veel gevallen ook een bestuurder, niet in functie maar wel in de praktijk. Het bestuur was een club vrijwillige betrokken stedelingen die misschien wel de intelligentie maar niet de tijd hadden om echt bestuurder te zijn. In de praktijk werd alles voorgekookt door de directeur die daarmee de functionele rol van bestuurder uitvoerde. In het kader van functionele ontwikkeling werd er nagedacht over een ander bestuursmodel. Colleges van bestuur werden opgericht, raden van toezicht werden toezicht houder, bestuurders werden op grotere afstand gezet en mochten geen directeur meer zijn, waardoor er uiteraard een nieuwe directeur aangesteld moest gaan worden. Aangezien deze veel tijd kwijt was aan het verantwoorden naar boven en het sturen naar onder moest er een nieuwe management laag worden geïntroduceerd: de midden manager. Op onze school hebben we altijd gewerkt met teams, waar een coördinator aan het hoofd stond. Deze had geen personeelsverantwoordelijkheid, dat deed de sectordirecteur. Na verloop van een aantal jaar werd daar een onderwijskundig coördinator aan toegevoegd, waardoor er drie kapiteins op een schip stonden. Uiteraard werkte dat ook niet en zo ontstond de echte teammanager. Integraal verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van zijn team.

In mijn beeld van de goede manager is deze bezig om ervoor te zorgen dat het onderwijs zo goed een kwalitatief hoog mogelijk wordt uitgevoerd. Een manager is bezig om de omstandigheden zodanig te beïnvloeden dat een leraar zijn werk zo optimaal mogelijk kan uitvoeren. Daarmee bedoel ik niet een soort van butler service. De managers in het onderwijs zijn echter vaak doorgeschoten leraren. Als je geluk hebt zijn het mensen die een visie hebben op onderwijs, maar zelden zie je geschoolde managers die vanuit de moderne principes handelen. In Nederland is de bescherming van de werknemer erg goed geregeld. In het onderwijs is dat nog een graadje erger. Dat betekent automatisch dat de moderne manager erg veel aandacht moet besteden aan het welbevinden van zijn werknemers. En met die boodschap zijn veel midden managers doorgeslagen. Helaas moet ik zeggen herken ik erg veel aardige mannen en vrouwen die veel moeite doen om aardig gevonden te blijven worden. Dat geldt zowel naar beneden als naar boven toe. Gebrek aan resultaten en ontwikkeling worden op de aardige manier semi intellectueel verantwoord. En aangezien er ook een aardige directeur is zal dit alles met de mantel der liefde worden bekleed. Het is net als de sociale academie in de jaren 70 een beoordelingsmodel opgezet had waarmee hbo studenten zichzelf beschreven en zelf mochten beslissen of zij geslaagd waren of niet. Ik ben erg goed in het herkennen van mazen in een regeling. Als ik aan deze opleiding had meegedaan had ik waarschijnlijk een hbo diploma in twee jaar kunnen halen.

In de jaren 80 en 90 is het stoffige bancaire systeem op de helling gegaan: Klantgerichtheid, marketing en voorkomen, commercieel denken naar de buitenkant en verminderde interne gerichtheid hebben ervoor gezorgd dat banken niet meer de uitstraling hebben van een duffe ambtenarenclub. Het onderwijs is ook aan een verandering toe. Vanuit bezuinigingen wordt steeds vaker gezegd dat de efficiency van het onderwijs omhoog moet maar tegelijkertijd wordt er ook gezegd dat er steeds meer problemen zijn bij leerlingen die een andere aanpak nodig hebben dan een klassikale behandeling. 20 jaar geleden bestond ADHD niet, dat waren gewoon drukke kinderen die beter naar een praktijkschool konden gaan. Dyslexie bestond ook niet. Dat waren kinderen die niet zo taalvaardig waren en mogelijk niet zo intelligent. Kinderen met andere soorten stoornissen, die andere soorten hulp nodig hadden zaten ook op speciale school.

Maar tegenwoordig: Op de school waar ik nu werk, ben ik mentor van een eerste klas HAVO waar vijf leerlingen met dyslexie inzitten, drie leerlingen met een al dan niet gediagnosticeerd de vorm van ADHD, een leerling die een spierontwikkelingsstoornis heeft, twee leerlingen met rug problemen en een aantal leerlingen met sociale achterstanden. Mij is geleerd in de afgelopen jaren de klas ook zo te benaderen. Sterker nog: de inspectie vraagt aan mij of ik op basis van behandelingsplannen die er op individuele basis zijn kan handelen in mijn groep. En uiteraard willen de ouders het allerbeste met hun kind waardoor er veel tijd opgaat aan futiliteiten die op dat moment erg belangrijk zijn. Voor mij is het steeds minder verbazingwekkend dat ik bepaalde steekjes laat vallen om zo ruimte te creëren voor groepsgerichte benadering. Maar ik realiseer mij ook steeds meer dat deze gedragingen, die je beter kunt plaatsen bij het vrouw zijn, bij mij niet zo sterk ontwikkeld zijn. Ik zie de aardige manager, waarin ik weinig visie ontdek en me verbaas over het feit dat deze wegkomt met een semi intellectuele benadering van het gebrek aan resultaat, wel een aardig gesprek kan voeren met ouders die op het achterste van hun benen staan omdat een kind met een bepaalde stoornis niet aan zijn trekken komt. Daardoor vindt er weliswaar niet een gedragsverandering plaats, maar blijft deze leerling wel op deze school.

Ik ben meer van de harde en duidelijke lijn. Maar daar is volgens mij op dit moment geen maatschappelijke ruimte voor. Als bij aanname duidelijk is welke soorten van zorg je kan bieden als school, wat er te verwachten valt in de begeleiding, is er een moment waarop de boodschap moge zijn na ouders toe dat de wensen die ze hebben en het ongemak dat zij voelen niet in het reguliere onderwijs thuis horen. En als zij deze toch willen verwerkelijkt zien, zij het pluspakket aan begeleiding kunnen inkopen. Zorg kost geld, extra zorg extra geld.

Ik begon mijn relaas over dat vrouwen op de arbeidsmarkt sinds de jaren 70 steeds meer ruimte krijgen. De invloed die nu 30 jaar na dato te merken is, in het onderwijs is ook te merken in de verandering van de maatschappij. De emotieloze resultaten die mannen willen boeken worden soms verdrongen door de empathische benadering waar vrouwen goed in zijn. De maatschappij vraagt om zorg op maat. En de basis van dat alles is vertrouwen. Misschien dat vrouwen daar over het algemeen beter in zijn dan mannen.

Over twee dagen word ik 42. Volgens veel psychologieboeken is dat een moment waarop met name mannen na gaan denken over wat ze bereikt hebben, wat ze nog graag willen gaan bereiken en wat er op dit moment beperkend is in hun leven. Ik voel geen crisis. Maar ik merk wel dat er vragen leven bij me die veel te maken hebben met mijn eigen functioneren maar zeker ook naar de toekomst geredeneerd met het functioneren van Chris. Als opvoeder sta je er ook niet altijd even makkelijk voor. Het consultatiebureau constateert allerlei dingen. Op de opvang krijgen we regelmatig te horen dat Chris niet goed voor zichzelf opkomt. In het roddel circuit zal er ook van alles worden gevonden over onze manier van opvoeden. Als je daar gevoelig voor bent, en dat ben ik, zou dat maar zo de manier van handelen beperken. Of natuurlijk erg onder spanning zetten.

Op mijn opleiding projectmatig creëren hoorde ik een mooie term. Als je als aanstuurder een beslissing neemt waarvan je niet van tevoren precies kunt inschatten wat de uitwerking daarvan is zijn er meerdere methodes om daarmee om te gaan. Maar één methode sprong er uit: de piep-methode. Daarbij voel je de verandering door en wacht je tot dat iemand begint te piepen. Als dat gebeurt weet je dat men gemerkt heeft dat er iets veranderd is en als er hard gepiept wordt, vindt men ook nog eens wat van. Dat kan het moment zijn om samen te kijken naar de maatregel. De andere kant van het verhaal is dat veel van de beslissingen die zo ingevoerd worden gewoon doorgaan. Het piep-gehalte bepaalt de actie.

In de opvoeding van Chris heb ik mij voorgenomen dat ik graag naar anderen wil luisteren als ze goede ideeën of adviezen hebben. Maar ik denk dat wij het wel goed doen per saldo. Ik wacht wel tot dat ze gaan piepen. Dat is een mooi moment van handelen.

jaar 3.2 langharig tuig

Toen ik klein was in het kleine dorpje in de achterhoek, was achter ons een kapperszaak. Daar werkte een weinig inspirerende man, die ook erg weinig inspirerende dingen deed. De man zelf kan ik mij niet meer zo herinneren, maar dat is natuurlijk vaak met weinig inspirerende mensen. Wat ik nog wel weet is dat hij snoep verkocht. De eerste colaflesjes kwamen bij hem vandaan. Van mijn ouders heb ik begrepen dat mijn broer altijd bang voor de kapper was. Hoe ikzelf was weet ik niet meer. Maar grote kans dat ikzelf ook geen held was.

Er zijn veel kindjes die de kapper maar niks vinden. Onze Chris is daarin totaal anders. Als je aan hem vraagt: wat zullen we doen? Dan is er een grote kans dat hij het antwoord geeft: als ik naar de harenknipwinkel ga… want daar is het leuk. Martina heeft een aantal keren zelf zijn haar geknipt. Best knap, maar kapper zijn is een vak apart. Op een gegeven moment heeft hij meegenomen naar haar kapperszaak waar ze beiden in de stoel plaatsnamen. En die succes ervaring is de drijfveer voor veel van zijn gedrag. Het is daar ook wel erg aantrekkelijk voor kleine jongetjes. Hij mag in een stoel auto zitten, met een Spongebob mantel om. En hij krijgt alle aandacht van de wereld van de dames die daar rondlopen. Wat wil je nog meer?
Afgelopen vrijdag was weer zo’n haren knip feestje. Ik hoefde niet geknipt worden dus heb de gelegenheid waargenomen om wat foto’s te maken. En inderdaad, hij vindt het geweldig en hij doet het geweldig. Het meest voorbeeldige jongetje.