Op mijn punnik-opleiding (omgangskunde) hebben we een speldeprikcursus gehad die ging over pedagogiek van de kleine mens. Ik weet nog een saai boek te herinneren met allemaal fases die benoemd werden met de typische kenmerken, maar vooral ook de gedragskenmerken die daarbij horen en wat kinderen horen te doen. Semi-wetenschappelijk werden daar ook mogelijke problemen beschreven van kinderen die bepaalde dingen niet deden of daar de mogelijkheid niet toe hadden. Belangrijk voor een agoog is om dit tot je te nemen, het in je achterzak te houden en als ooit iemand aan je vraagt hoe het komt dat ie niet gelukkig is, dan te schermen met het verkeerd doorlopen van de anale fase. Die spreekt natuurlijk het meest tot de verbeelding. Uit ervaring kan ik zeggen dat (en nu ben ik serieus) sommige mensen erg gevoelig zijn voor een gevoel over hoe zij het ‘als kind hebben gedaan’. Dat zij erg geïnteresseerd zijn in de trauma’s van hun jeugd om zo vat te krijgen op het heden.
Ik zelf heb de behoefte niet om vreselijk terug te kijken in het verleden, zeker niet naar mijn babytijd. Wel ben ik me bewust van de rol die ik nu heb: Ik ben diegene waar ze later kritisch tegenover gaan staan en waar door regressietherapie gevoelens teruggehaald worden die wellicht zwaar en traumatisch zijn. Mijn rol is niet meer zo vrij als ik voorheen deed vermoeden. Mijn daden hebben gevolgen, direct, mijn gevoel heeft een impact.
Nou zie ik het niet zo zwaar als ik eerlijk ben. Chris is een heerlijk mannetje, die vreselijk leuke geluidjes maakt, heerlijke snoetjes trekt, schattig met zijn beentjes wiebelt, kortom als hij niet zoals gisterennacht tussen 2 en 5 wakker is en mijn uit mijn slaap houdt, vind ik het een geweldig jong. Eigenlijk werk ik op die basis met Chris, gewoon vanuit mijn gevoel, gewoon spontaan en vrij, zonder allerlei gedachten in mijn hoofd te halen over de effecten of het pedagogisch perspectief. Ik ben ook nooit goed geweest in kleine kinderen pedagogiek, maar daarom wel extra verbaasd over het gemak waarmee ik dit doe.
Tegenwoordig is de tendens dat een baby het ook helemaal goed moet hebben. Ik vind het sneu als Chris pijn heeft en ontroostbaar is. Maar begin me wel steeds meer te beschermen tegen al te veel energie drainage van de grillen van die baby. Ik geloof nog steeds niet dat hij in staat is om mij bewust een hak te zetten ( als ik daar achter kom….) dus net als ik, doet Chris ook maar wat. Maar ik heb geen zin meer om als meneer het nodig heeft hem twee uur op de arm te dragen midden in de nacht. Ook zei de mevrouw op het consultatiebureau dat Chris best zelf mag aangeven wanneer hij te eten wil. Ammehoela! Hij mag het best aangeven, maar als ik weg moet of wil gaan eten en hij ligt nog vredig in zijn mandje, dan maak ik hem wel wakker. Ook laat ik hem tegenwoordig steeds vaker even liggen als het niet uitkomt en dan klieven de schreeuwen door mijn ziel, maar ik houd me sterk. Een baby komt er bij en is welkom, maar niet alleen op zijn voorwaarden.
En dat gezegd hebbend, denk ik dat de kern van het opgroeien geraakt wordt. Opgroeien in een gezinssituatie in begin 21e eeuw houd een balans in tussen verwend blaag kunnen zijn en wennen aan wat regels en gewoontes zijn. Mijn moeder vertelde me dat als mijn broer of ik te hard huilden als baby we naar de keuken werden gereden, twee deuren dicht en ze konden weer verder slapen. Ik weet niet of ik daar wat van geleerd heb, dat kan ik me niet herinneren. Als ik dat nu zou doen met Chris voel ik me toch wel een beetje schuldig, maar ik wil soms wel die rust. Sterk als ik ben hou ik me voor dat het goed voor mij is om dat te doen. Ik denk niet dat het goed voor Chris is, maar ik denk ook dat het niet zoveel uitmaakt. Wellicht dat ik dat over een jaar of 30 van zijn regressietherapeut te horen krijg. Ik wacht maar even af.