Deze week was hij weer hersteld van een keelontsteking de week ervoor. Bij ons is de lappenmand al een paar weken gevuld, allemaal een beetje ellende wisselend tussen de leden van de familie. Vorige week was het de beurt aan Martina en Chris tegelijk. Zij tekenen van de griep, hij keelontsteking met een hoest die flink blafte. Ondanks dat de koorts erg hoog was, viel zijn ellende best mee. Hij sliep slecht, omdat hij zich wakker hoestte, hij had stukken minder energie, wat vooral te merken was aan de frustratie als iets niet helemaal ging zoals hij dat wilde. Maar al met al bleef hij spelen en vrolijk zijn. Het was vermoeiend voor Martina die zelf niet lekker was en dan ook nog een kind had de hele dag door. Ik heb met haar te doen. Zelf heb ik nu twee keer een dag gehad waarbij ik me zo rot voelde dat de aanwezigheid van Chris echt een belemmering was. Het lijkt wel of er een grens is tussen een beetje ziek en dat je je echt rot voelt. Een beetje hoofdpijn of een naar gevoel in je buik, maken dat je ruimte houdt voor anderen in je leven. Maar als de grens gepasseerd wordt is alles te veel. Ik heb respect voor alleenstaande moeders die dat ook gewoon moeten doen. Een kind heb je, die doe je niet even weg. Je mag je dan gelukkig prijzen als je alleenstaand bent en co-ouder afspraken hebt, waarbij je wellicht nog genoeg in communicatie staat om even een dagje rust af te spreken. Of misschien dat je een moeder hebt die graag even op het lieve kleinkind wil passen, ook al is die ziek. Ziek is niet leuk, voor niemand.
Ik blijf het fascinerend vinden om de ontwikkeling van Chris te volgen. Ik weet nog dat tijdens de grote vakantie bij het luier verschonen ’s ochtends ineens een volzin eruit kwam: “Ik wil ook beneden eten”. Je snapt dat mijn ogen open gingen van verbazing. Vooral het gezichtje erbij, dat licht fronzend zei dat het ook echt een probleempje was. Helaas heb ik het moeten afdoen als een toevallige logische woordvolgorde, want zeker toen waren tweewoordzinnen de regel. Dat is een beetje hetzelfde als die straf die iemand kreeg om met 100 apen in een ruimte te zitten die allen achter een typmachine zaten. Hij moest wachten totdat één van die apen bij toeval een werk van Shakespear getypt zou hebben, daarna mocht hij er pas uit. En als je eeuwig de tijd hebt, zegt het toeval dat het best zou kunnen. De kans is alleen erg klein. (ik weet de context niet meer, maar als iemand die nog weet? Mail me dan even).
Deze week kwam hij terug van de dagopvang met twee opvallend nieuwe dingen: In absoluut goede en bewuste volgorde zei hij “acht, negen, tien” en hij liep de hele tijd “aardbeien” te zeggen. De “een, twee, drie” die wij geoefend hebben was er niet meer. Wij konden het niet verklaren. Chris herhaalt alles continu en al gauw werd “aardbeien” “aankleden”, dat lijkt ook wel erg op elkaar. Verbazingwekkend is de betekenis dan ook veranderd bij hem. Hij is er bewust mee bezig.
De volgende keer dat ik hem naar de dagopvang bracht, heb het ik met de leidster besproken. Die vertelde dat de kinderen een tussendoortje mogen kiezen en dat daar ook aardbeien tussen zaten. En er bleek een liedje te zijn, waarbij er geteld werd van 1 tot 10. Bij 10 moest alles opgeruimd zijn. Waarschijnlijk vond hij dat zo spannend dat dat wel erg bleef hangen. Spanning om het goed te doen, spanning om hetzelfde te doen als die andere kindjes.
Er moet me nog even van ’t hart dat ik het moeilijk blijf vinden om dat kleine lieve jongetje in die meute van rennende bullebakken achter te laten op de opvang. De laatste keer zette ik hem neer om zijn apensloffen uit zijn tas te halen en ik zag een bange blik in zijn ogen. Hij trok zich helemaal terug tegen de muur. Het was te erg. Ik weet dat het hormonaal is, maar mijn beschermingsdrang werd wel erg groot. Maar ik weet gelukkig wat ik nodig heb op zo’n moment en dat is even samen contact maken. Ik heb hem toen opgepakt en naar de luierplek gelopen om daar samen de sloffen aan te doen en te kletsen. Dat vindt hij fijn, ik helemaal. Daarna was hij een stuk rustiger en kon ik hem met een gerust hart achterlaten bij één van de juffrouwen. In het kader van cognitieve therapie moet ik wel heel bewust tegen mezelf zeggen dat het goed is om naar de opvang te gaan en dat hij daar veel leert van die grotere kindjes. Ik zelf ben mijn leven lang de kleinste geweest. Daardoor ben ik geworden wie ik ben, met de goede en minder goede dingen. Maar diep in mijn hart had ik gehoopt dat Chris niet door dat dal hoefde te gaan, maar dat is natuurlijk wel zo als je de jongste bent. Om een volkswijsheid uit Star Wars te herhalen: Er is altijd een grotere vis. Daar kun je maar beter mee leren leven.