(feb 2008)
(dec 2008)
(Aug 2009)
Ik kan me nog erg goed herinneren dat ik bij het verschonen van zijn eerste luier stond te kijken. Hele zwarte poep die helemaal aan zijn kleine kontje zat geplakt. De doorgewinterde zuster poetste erop los, zelfs een beetje hard. En Chris, nog moe van de bevalling, begon klagelijk te huilen met zijn kleine stemmetje. Dat hele kleine stemmetje. Het ging door merg en been en als het aan mij lag had hij nog steeds een vieze kont. Maar ja, zachte heelmeesters… ik ben een softie. Wat ik echter niet goed meer weet is hoe het bijvoorbeeld met die nachtelijke voedingen ging. De routinematige zaken zijn bij mij ver weggezakt. Toen waren ze heel belangrijk, ik kon over weinig anders praten en het was ook mijn argument voor veel dat niet goed ging. Maar nu lijken ze futiel en ver weg.
Vandaag moest ik richting Hilversum, mijn oude woonplaats. Vóór Almere heb ik daar 14 jaar gewoond en dan mag je over geschiedenis spreken denk ik. Maar van alle dingen die ik gedaan heb daar, is er eigenlijk nog maar 1 tastbaar aanwezig en dat is mijn bezoek aan de mondhygeïniste. Vroeger waren er zoveel dingen echt super belangrijk: Het bezoek aan de Kerk (mijn stamcafé), de mensen die daar kwamen, de wat intiemere relaties die daaruit voort waren gekomen, de muziek en band, het huis met zijn renovatieplan, geld, liefde, verbondenheid, eenzaamheid en de mondhygeïniste. De kroeg bestaat niet meer, de bekenden verhuist naar een ander café, de intiemere relaties in de loop der jaren uit het oog geraakt, de muziek op een zeer laag pitje, de band opgedoekt, het huis verkocht, zelf getrouwd en een kind gekregen en dan blijft de mondhygeïniste nog over. Met haar heb ik altijd een speciale band gehad. Wij hadden tot een goed jaar geleden vrijwel synchrone levens. Dat klinkt raar, maar in al de jaren dat ik daar kwam hadden we gelijktijdig verkering, ging het gelijktijdig uit, hadden we veelal dezelfde soort van ontwikkel plannen voor veranderingen op werk, waren we allebei wat zoekend en soms onrustig en vonden we berusting in de laatste verkering die we aangingen waar we ook bijna gelijktijdig zwanger werden, zij kreeg ook een jongetje die volgens mij net zo leuk was. Ze is net bevallen van haar tweede, een dochter en in dat opzicht zijn onze levenspaden even wat uit elkaar. Het meest frappante is dat ik haar 3 keer per jaar zie, een klein uurtje, waarbij ik de meeste tijd met mijn mond open lig en zij aan het praten is. Het is een goede les voor mij. Meestal zeg ik veel, zoveel dat er voor anderen niet zoveel ruimte overblijft. Dit is de ultieme uitdaging voor mij. Er is geen ruimte voor veel woorden, er is geen mogelijkheid tot inleidende vragen, er is alleen ruimte voor de kern. Dus vertel ik de kern, maar probeer ik ook haar kern te bevragen. Dat is makkelijk bij synchrone levens, waarbij de voeding ligt in de jarenlange driekwartiertjes die hieraan vooraf zijn gegaan. Voor mij is dit uiteraard uniek en ik heb een tijdje proberen te realiseren dat zij waarschijnlijk dit niet zo uniek ervaart. Zij ziet tenslotte zoveel cliënten, waar ze zoveel verhalen van hoort en aan verteld. Maar ondanks de zaken die tegen zouden kunnen werken, weet en herinnert zij zich veel van mij en mijn gezinnetje. Óf ze heeft een enorme gave om net te doen alsof, óf ze weet het gewoon. Ik denk het laatste. Dit gedeelte van het Hilversumse mag ook bewaard worden, de rest was toen erg belangrijk, nu totaal niet meer.
Je leert wel relativeren op zo’n ritje naar de tandarts. Het perspectief waarin wij leven is een keurslijf dat we zelf maken en waarvan we slechts beperkt kunnen bevatten dat het verandert. Wij kunnen niet zo goed in de toekomst kijken, het verleden is al moeilijk genoeg. Psychohistorici proberen patronen te herkennen en een goede reflectietherapie kan inzicht brengen. Het doel is inzicht en voorspellend vermogen. En te vaak levert dat maar zicht op de zeer nabije toekomst op, het lijkt wel de voorspelling van het weer. De eerste drie dagen zijn redelijk accuraat, daarna wordt het steeds vager. En dan heb ik het niet eens over de effectiviteit van de manier van denken en handelen en de veranderingen die doorgevoerd zouden moeten worden. Laatst had ik een seminair over “veranderen zonder onnodig gedoe” waarin aandacht werd besteed aan het psychohistorische inzicht vanuit de tweede wereldoorlog. Een bekende organisatiedeskundige met een zeer groot interesse in WOII verbaasde zich erover dat ondanks de uitslag van de vele veldslagen, het aantal geallieerden dat sneuvelde veel groter was dan het aantal Duitsers. In de analyse van het denken en handelen van de Duitsers kwam hij erop uit dat het Rijnlands denken, in tegenstelling tot het Anglosaksische denken veel effectiever was. Duitsers hadden geleerd om zelf na te denken in geval van crisis, om te hergroeperen en samen te werken. Anglosaksisch denken was veel passiever en afwachtender. In verandermanagement is dat natuurlijk vloeibaar goud. Mijn neiging om vast te houden aan het oude pas niet echt in het Rijnlands denken. Maar ik vind het niet zo erg om een sentimentele dwaas te zijn zo af en toe. Dat mag best drie keer per jaar.